“Alle artsen zouden global doctors moeten zijn”

23 januari 2019

Kinderarts Alfred van Meurs voelt er weinig voor om te praten over zijn naderende afscheid van het Juliana Kinderziekenhuis (JKZ); hij wil het over de opleiding tot tropenarts hebben. Het werken in de meest arme gebieden van de wereld loopt dan ook als een rode draad door zijn leven en carrière. In zijn pensioen in januari begint hij pas sinds kort "een beetje zin" te krijgen. Niet in de laatste plaats omdat hij daarna weer als waarnemer naar Malawi vertrekt.

Kinderarts Alfred van Meurs"De opleiding tot tropenarts staat onder druk", vertelt Alfred bezorgd. "De financiering komt niet rond. Per jaar hebben we twee opleidingsplekken die nu door het ziekenhuis betaald worden in plaats van door het opleidingsfonds, wat gebruikelijk is bij arts-assistenten in opleiding (aios). Terwijl het wel belangrijk is dat we tropenartsen blijven opleiden. We zijn een groot ziekenhuis in een grote stad waarin veel mensen een migratieachtergrond hebben. We hebben dus te maken met transculturele geneeskunde. Ook komen allerlei ziekten van buiten op ons af. Bijvoorbeeld malaria en resistente bacteriën. Alleen al om die reden moet je ervan afweten, zou iedere arts een global doctor moeten zijn."

Getekend voor het leven

Zijn buitenland-cv is indrukwekkend: al in het derde jaar van zijn opleiding loopt hij stage in een Afrikaans ziekenhuis, zijn coschappen doet hij in Suriname en direct na zijn studie verblijft hij twee periodes in vluchtelingenkampen aan de Thais-Cambodjaanse grens. De ervaringen in deze kampen, met vaak heel zieke kinderen, en zijn buitenlandinteresse doen hem besluiten om zich te specialiseren tot kinderarts. Na deze specialisatie vertrekt hij met vrouw en kinderen voor een periode van bijna 6 jaar naar Tanzania. "Deze ervaringen hebben heel veel betekend in mijn leven. Je kunt onmogelijk in Afrika werken en hier niet voor het leven door getekend worden. We begonnen daar de overdracht 's ochtends met het aantal kinderen dat die nacht was overleden. En dan bijna altijd door oorzaken die voorkomen hadden kunnen worden als er iets meer geld zou zijn voor bijvoorbeeld een vaccin of de juiste antibiotica. Dat alleen al doet je beseffen hoe bevoorrecht we zijn. In het JKZ gaan jaarlijks 2 of 3 patiënten dood, en dat gaat dan bijna altijd om sterfgevallen die echt niet te voorkomen zijn. Als je terugkomt uit zo'n land, ben je heel blij dat het hier niet zo ellendig is."

Verhuisd met ziekenhuis en al

Na zijn uitzendingsperiode begint Alfred als kinderarts in het JKZ. Inmiddels is dat alweer 26 jaar geleden. Een heerlijke werkplek, vindt hij: "Ik had op geen andere plek in Nederland willen werken dan hier. Ik heb hier de kindergeneeskunde in de volle breedte mogen uitoefenen. Je hebt hier alles, van neonatologie tot kinderchirurgie. En aan al die disciplines heb ik mogen bijdragen. Daarnaast hou ik van de patiëntenpopulatie. Het is hier heel gemengd, met veel verschillende culturen. En de transitie van geïsoleerd kinderziekenhuis in de duinen naar de integratie binnen het HagaZiekenhuis vond ik een boeiende ervaring. Niet veel mensen in deze baan zijn twee keer verhuisd met ziekenhuis en al! Beide keren ben ik daar ook redelijk intensief bij betrokken geweest. Dan moet je heel erg over werkprocessen nadenken. Dat valt niet altijd mee, naast je gewone werk."

'Vuile handen'

Alfred is niet zo van de wapenfeiten, zegt hij zelf. Maar als hij terugkijkt op zijn carrière, ziet hij heel wat zaken waar hij trots op is. In zijn jaren als stafvoorzitter binnen het JKZ, vice-voorzitter van het fusiestafbestuur en manager van de kindergeneeskunde heeft hij geprobeerd om invloed uit te oefenen op zijn eigen omgeving en werk. Maar verder vindt hij het vooral prettig dat hij in al die jaren 'de constante factor' is geweest. "Ik heb me altijd heel erg ingezet voor de klinische werkzaamheden, de patiëntenzorg en het onderwijs. Ik heb zo'n dertig tropenartsen en vele tientallen kinderartsen opgeleid, die ik nog regelmatig tegenkom op allerlei congressen. Ik hoop dat ik ze heb geleerd om nieuwsgierig te zijn en te blijven, om te blijven luisteren en kijken naar de patiënt. En om zich niet te verschuilen achter de computer maar juist 'vuile handen' te maken, de patiëntenkamer in."

Malawi

Ook trots is hij op de polikliniek die hij samen met hematoloog Louis Kerkhoffs heeft opgezet voor kinderen met sikkelcelziekte en andere hemoglobinepathieën. "We hebben zorgpaden ontwikkeld voor zo'n dertig kinderen met een ernstige chronische ziekte." En op het feit dat hij tussen 1993 en 2000 in zijn eentje de Intensive Care (IC) heeft gerund die er destijds in het JKZ was. "Die is uiteindelijk ten onder gegaan aan regelgeving. Dat was jammer, maar we waren met vier bedden ook te klein om te overleven. In mijn eentje had ik dat ook geen 20 jaar volgehouden."
Toch kruipt het bloed waar het niet kan gaan: "In maart 2019 ga ik naar Malawi om daar tot mei te gaan helpen om een van de weinige IC's in donker Afrika in de lucht te houden. Ik ga ook kijken of ik daar in de toekomst hand- en spandiensten kan gaan verrichten. Maar ik denk dat ik ook wel weer ga waarnemen op Sint Maarten of Aruba, want ik kan dat toch niet laten".

Alfred van Meurs neemt 25 januari 2019 afscheid van het HagaZiekenhuis met een symposium en een receptie.

 

Naar het overzicht